Mike Geelhoed (Amersfoort):
‘Het Soesterkwartier is een echte volksbuurt. Een wijk die me na aan het hart ligt – ik ben zelf ook een beetje volks, ik spreek de taal van de mensen die hier wonen. Hoewel de huizen klein zijn, willen de meesten er niet weg. Het is hier: ons kent ons. Veel problemen lossen de bewoners zelf op. Pas als ze er niet uitkomen, halen ze mij erbij. Ik heb hier al van alles meegemaakt: drugsoverlast, familieruzies, vetes tussen verschillende groepen bewoners. Vaak gaan ze over de meest alledaagse dingen: over schuttingen bijvoorbeeld, auto’s die in tuinen staan of parkeerplaatsen die worden geclaimd. Maar er zijn ook genoeg gezellige dingen. Als de buurt een kinderstraatfeest wil houden, weten ze me ook te vinden. Ik help dan bijvoorbeeld bij het afzetten van de straat en regel een springkussen.’
‘Als de buurt een kinderstraatfeest wil houden, weten ze me ook te vinden.’
‘Wat hier niet werkt, is optreden als een politieagent. Je kunt je beter opstellen als een goede bekende die advies geeft. Als ik iets voor de bewoners kan betekenen, doen zij dat ook voor mij. Een voorbeeld. In een hoekwoning, vlak bij mijn kantoor, woont een man die niets met de buurt te maken wilde hebben. Z’n heg was bijna drie meter hoog, en dat zorgde voor gevaarlijke situaties. Wie met de auto de hoek om kwam, zag niet dat er kinderen aan het spelen waren. Ik heb deze meneer gewezen op de gevaren en een voorstel gedaan: als wij één keer de heg op de juiste hoogte brengen, wilt u ’m dan voortaan bijhouden? Hij tevreden, de buurt tevreden en ik dus ook tevreden. Als ik hem alleen op de regels had gewezen, had ik niks bereikt.’
‘Je moet in dit werk standvastig zijn. Je kunt wel compromissen sluiten, maar vervolgens moet je niet steeds meer ruimte geven. Ja is ja en nee is nee. Ik heb het idee dat ik op die manier de afgelopen jaren aardig wat bereikt heb. Samen met de wijkagenten, de zorginstellingen en de gemeente. Er is veel minder overlast, er zijn minder hangjongeren, minder ruzies en er ligt veel minder rommel op straat.’
Om onze inspanningen op het gebied van leefbaarheid goed af te stemmen op de wijken, maken we onderscheid tussen thuiswijken, kanswijken en bouwwijken.
Frans Osenga (Leiden):
‘Kapotte ruiten, troep op straat, vuilniszakken op de galerij, rondzwervende winkelwagentjes rondom de flats en gesloopte toegangsdeuren: het kan stukken beter met de leefbaarheid in de Leidse wijk Slaaghwijk. Tijd voor een prikkelende campagne! Op alles wat vernield was of wat gewoon niet deugde, hebben we een tijd lang gele stickers met een grote letter U geplakt. Zonder verdere uitleg. Bewoners vroegen zich verbaasd af wat dat nou weer betekende. Pas na een aantal weken hebben we via flyers en posters uitgelegd dat die u staat voor: u betaalt. Want wat wij moeten repareren, betaalt de huurder via de servicekosten. Aansluitend hebben we via een enquête de bewoners gevraagd naar hun grootste ergernissen. Van de top 7 hebben we een flyer gemaakt. Met als boodschap: ú bent degene die hier iets aan kan doen.’
‘Bewoners zijn zich er beter van bewust dat ze zelf opdraaien voor de schade.’
De campagne heeft veel losgemaakt. Veel bewoners spreken mij erop aan. Sommigen zijn geïrriteerd: ze zeggen dat ze zelf niets fout doen, maar betalen via de servicekosten wél de rekening. Nu we een aantal maanden verder zijn, heb ik het idee dat het begint te werken. Bewoners zijn zich er beter van bewust dat ze zelf opdraaien voor de schade. De sociale controle neemt toe: buren spreken elkaar vaker aan op hun gedrag. Mensen moeten inzien dat ze er zelf voor kunnen zorgen dat de leefbaarheid toeneemt. Alleen samen kunnen we het verschil maken.’
Frank van Gemert (Nijmegen):
‘Kunnen jullie een ruimte regelen waar wij mogen knutselen? Met die vraag kwam een aantal bewoners van de Zonnebaars naar me toe, een appartementengebouw voor senioren in Hatert. Ze wilden graag wat hobbyen, maar de bergingen zijn daar te klein voor. We zijn erop ingegaan en hebben ze zelfs gereedschap gegeven. Onder één voorwaarde: als tegenprestatie doen de knutselaars klusjes bij bewoners. Een schilderijtje ophangen, een gordijnrail aanbrengen, van die dingen. We zijn nu een paar jaar verder en de hobbyclub draait nog steeds als een tierelier.’
‘Wie om een praatje verlegen zit, gaat naar de kelder.’
‘De club is voor veel bewoners belangrijk voor het woongenot. Wie om een praatje verlegen zit, gaat naar de kelder. Er is altijd wel iemand bezig met het repareren van een fiets of het maken van een vogelkooitje. Als het koffietijd is, gaan de klussers naar het restaurant van ZZG Zorggroep, dat inpandig bereikbaar is. Daar krijgen ze koffie met korting. En soms betalen ze zelfs helemaal niets voor een lunch of een stuk appeltaart, in ruil voor een klusje.’
‘Zelfs de aanblik van het gebouw wordt beter. De bankjes bij de flat? Ze worden elk jaar geschilderd door de hobbyclub. De bloembakken bij de entree? Ingeplant en verzorgd door een aantal dames van de hobbyclub. Echt, je moet het zien om het te geloven.’